Zijp
I. v. (en), (gew.) wetering; afwatering; — goot, riool; — sloot in boezemland; II. bn., sappig, van vocht doortrokken: wilgetenen zijp maken.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. v. (en), (gew.) wetering; afwatering; — goot, riool; — sloot in boezemland; II. bn., sappig, van vocht doortrokken: wilgetenen zijp maken.
Wiktionary (2019)
zijp - Zelfstandignaamwoord 1. plaats waar water sijpelt, bron, kwel, goot, wetering ♢ Verschillende plaatsen zijn naar een zijp genoemd. zijp - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zijpen ♢ Ik zijp 2. gebiedende wij...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Dr. L.M. Metz (1937)
Sijp. Vochtig, sappig. Om wilgeteenen geschikt te maken om geschild te worden, moet men ze zijp maken. Daartoe zet men de afgesneden takken in bossen met het dikke eind in water.In dichterlijke stijl zegt men: met bloed bezepen (doorweekt). Vergel. ook sijpelen. In Limburg noemt men een straatgoot een zijp en in Noord-Brabant draagt een slootje die...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
I. v./m. (-en), wetering, afwatering; goot, riool; kleine sloot in boezemland; II. bn., sappig, van vocht doortrokken.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: