Wat is de betekenis van Zeshoek?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zeshoek

zeshoek - Zelfstandignaamwoord 1. (wiskunde) een geometrische tweedimensionale vorm, bestaande uit zes hoeken en derhalve ook zes zijden Woordherkomst samenstelling van zes en hoek Synoniemen hexagoon Verwante begrippen punt, lijn, driehoek, vierkant, vijfhoek, cirkel, regelmatige zeshoek, geometrie, meetkunde

2024-04-28
Jargon & Slang van Politici

Marc De Coster (2017)

Zeshoek

Zeshoek - uitbreiding van de vijfhoek met de minister van welzijn, volksgezondheid en cultuur. Sedert het aantreden van het kabinet-Lubbers/ Kok in november 1989.

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zeshoek

zeshoek - zelfstandig naamwoord uitspraak: zes-hoek 1. vorm met zes hoeken ♢ de toren had de vorm van een zeshoek Zelfstandig naamwoord: zes-hoek de zeshoek de zeshoeken

2024-04-28
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Zeshoek

Zeshoek - de ministers van Economische zaken, Financiën, Sociale Zaken, Binnenlandse zaken, Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de premier. Zij vormen een van de onderraden van de Ministerraad, waarin de belangrijkste financieel-economische beslissingen worden voorgekookt. → kijfhoek, vijfhoek. Binnenlandse Zaken en WVC houden zich op de vlakte...

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zeshoek

m. (-en), vlak dat door zes lijnen wordt ingesloten, hexagoon.

2024-04-28
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

ZESHOEK

is de naam, die men gewoonlijk geeft aan een vlakke veelhoek met zes hoekpunten en zes zijden; de som van de hoeken van een zeshoek is 720°. Is de zeshoek regelmatig, dan zijn de hoeken elk 1200 en de zijden zijn gelijk aan de lengte van de straal R van de omgeschreven cirkel.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zeshoek

m. zeshoeken (meetk. veelhoek met zes zijden): een regelmatige zeshoek.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zeshoek

m. (-en) 1. Algm. teerling. 2. Meetk. veelhoek met zes zijden: een (on)regelmatige -. Syn. hexagoon.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zeshoek

m. (-en), (meetkunde) veelhoek met zes zijden: een regelmatige —.