zeng
zeng - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zengen ♢ Ik zeng 2. gebiedende wijs van zengen ♢ zeng! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zengen ♢ zeng je?
Wiktionary (2019)
zeng - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zengen ♢ Ik zeng 2. gebiedende wijs van zengen ♢ zeng! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zengen ♢ zeng je?
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), (zeew.) plotselinge en kortstondige verheffing van de heersende wind : het waaide met zengen ; denk om de zengen.
J.H. van Dale (1898)
ZENG, v. (-en), (zeew.) plotselinge en kortstondige verheffing van den heerschenden wind ; het waaide met zengen; denk om de zengen.
I.M. Calisch (1864)
Zeng, v. (-en), (zeew.) plotselinge en kortstondige verheffing van den heerschenden wind. *-EN, bw. gel. (ik zengde, heb gezengd), schroeijen, ligt branden; eene kip -, de haren van de huid eener kip afbranden. *-ING, v. (-en), het zengen; ligte brandwond.
Jacob van Lennep (1865)
z.n.v. - Plotslinge en kortstondige vermeerdering van den heerschenden wind. Met zengen waaien : - op de zengen passen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: