Wat is de betekenis van zemel?

Het begrip zemel heeft 2 verschillende betekenissen: 1) vruchtwand van de graankorrel. buitenste, vliesachtige laag van een graankorrel die bij het malen wordt afgescheiden; vruchtwand van de graankorrel. 2) zeur. iemand die zeurt; iemand die zemelt.

1) (2000) (straattaal) homo. Kijk onder zemmel*. 2) (19e eeuw) (ook: zemelaar) (inf.) iemand die zemelt; kleingeestig persoon; zeurkous (die vaak moralistische of vrome praatjes verkoopt); zanik; muggenzifter. Oorspronkelijk betekende het: talmer, draler (in die betekenis al door Bredero gebruikt). • 'k Zou beter prijken als je man,...

zemel - Zelfstandignaamwoord 1. (voeding) bij het malen van graan afgescheiden en fijngemaakt vlies van de korrel 2. zeur zemel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zemelen ♢ Ik zemel 2. gebiedende wijs van zemelen ♢ zemel!...

In de hedendaagse verwensing krijg de zemelen! mogen wij wellicht uitgaan van zemel als een vervorming van zenuw. De betekenis zou dan oorspronkelijk geweest zijn ‘krijg het op je zenuwen, krijg het te kwaad’. De verwensing wordt geuit in situaties van woede, boosheid enz.

s., simmel, pl. -s.

v./m. (-s), zanikpot: een oude —.

van ’t Lat. simila = tarwemeel, al is de bet. iets gewijzigd.

...

...