Wat is de betekenis van zeeg?

zeeg - Zelfstandignaamwoord 1. bolling van een oppervlak of lijn 2. geit zeeg - Bijvoeglijk naamwoord 1. (valkerij) aan mensen en de omstandigheden van de jacht gewend zijn van een vogel ♢ De eerste fase van de training is het zeeg maken van de vogel. zeeg - Werkwo...

(bn) tam, mak BM, HP, LC, TM.

Holle loop van de hekken van een molenwiek of de mate waarin het hekwerk terugwijkt t.o.v. het draaivlak en de daaraan gekoppelde voorwaartse stand van van de windborden. Men spreekt van een diepe of een vlakke zeeg.

(zeegt) opwaartse ronding

Zeeg - verloop van de deklijn in zijaanzicht, In het algemeen loopt de zeeglijn naar voor- en achterschip op. Het laagste punt ligt meestal op 2/3 deel van de lengte van voor af gemeten. De zeeg kan een rechte lijn zijn, zoals op enkele wedstrijdzeiljachten het geval is. Is het een bolle lijn dan spreekt men van een negatieve zeeg of → katteru...

m -> Sigert (Katwijk aan Zee).

Benaming voor hoofdwatergangen in de Betuwe, waardoor water naar de Linge stroomt.

s.; (hol vlak van scheepsdek, molenromp, molenwiek), seech.

v. (zegen), ook ZEEGT, (-en), 1. opwaartse ronding, naar de zijkanten afdalend beloop: om een goede afwatering te verkrijgen, geeft men de brug een kleine zeeg ; — (zeew.) langscheepse rondte, welving van dekken, balken, planken enz. : het schip een zeeg geven ; de zeegten der dekken, der burghouten ; opstaande zeeg va...