Wat is de betekenis van zachts?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zachts

bw., (niet alg.) 1. lichtelijk: je kunt er zachts heengaan; 2. licht, billijkerwijs: zachts dat een mens wat voor zijn moeite heeft.

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zachts

zachts - Bijvoeglijk naamwoord 1. paritief van de stellende trap van zacht zachts - Bijwoord 1. niet moeilijk, gemakkelijk U kunt er zachts heengaan, hoor!

2025-07-16
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Zachts

althans, op zijn minst; bijv. zachts, dat iemand er beter van wordt; zachts staat altijd voor aan de zin; etymologie onzeker; vergelijk echter Nederlands op zijn zachst gezegd, genomen.

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zachts

adv., sêfts, safts, sachs, foar ’t selde.

2025-07-16
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

zachts

't mag wel; 't is wel billijk. Geef me een bittere, maar een kanjer hoor, want ik krijg maar een; zachts dat-ie goed is. Die gannef heeft een karvol, zachts dat ik er ook een paar heb.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zachts

bw. (gemakkelijk, allicht; tenminste): kunt ge niet veel geven, zachts dat ge iets geeft; ge kunt er zachts heengaan.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zachts

bw. 1. lichtelijk : gij kunt er heengaan. 2. ten minste, allicht : hij kan gedaan hebben.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZACHTS

ZACHTS, bw. lichtelijk : gij kunt er zachts heengaan; ten minste : zachts dat een mensch wat voor zijne moeite heeft.