Wat is de betekenis van zaadbak?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zaadbak

1) (19e eeuw) (Barg.) geldbakje. Vermeld in Van Dale (1976). Zaad is Bargoens voor geld. • Hij zit aan het zaadbakje. (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862) • Daarom was Mijntje begonnen haar man zelf te scheren en de centen weg te leggen die hij anders in den scheerwinkel bracht. Zij voegd...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zaadbak

m. (-ken).