Wat is de betekenis van woedend?

2023-04-02
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

woedend

woedend - Bijvoeglijk naamwoord 1. bijzonder boos, heel erg kwaad Zijn woedende vader gaf hem een week huisarrest. Wanneer iemand woedend is wordt dat gezien als een graadje erger na kwaad zijn en twee graden erger dan boos zijn. woedend...

Lees verder
2023-04-02
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

woedend

woedend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: woe-dend 1. heel erg boos ♢ hij werd woedend op de jongen die hem uitschold Bijvoeglijk naamwoord: woe-dend ... is woedender dan ... het woeden...

Lees verder
2023-04-02
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Woedend

adj. & adv., woedend, forwoedend, breinroer(d), pûr, pûrlilk, (pûr)razend, springend, springende lilk, springnitelich, -razend, divelsk, duvelsk, hellich, brysken, kûgelsk; — zijn, de divel, duvel, hel, pikbal ynhawwe; — maken, de pikbal ynjaen; — kijken, sjen as in wyld, sje...

Lees verder
2023-04-02
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Woedend

bn. bw. (-er, -st), 1. in woede verkerend, zeer verbolgen: hij was woedend; woedend kwam hij op ons af; — woede doende blijken: woedende blikken naar iem. werpen ; — (overdr.) woedende toorn ; in een woedende bui; 2. (fig.) zeer onstuimig: de zee, met nog woedende golven, die ons ophieven naar de lucht, en weer neerdompelden in...

Lees verder
2023-04-02
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

woedend

bn., bw. (zeer boos): hij werd woedend, erg nijdig; z. woedend maken over; woedend zijn over iets, op iem.; hij keek mij woedend aan.

2023-04-02
Jozef Verschueren

Jozef Verschueren (1930)

woedend

('woedənt) bn. en bw. (-er, -st) 1. zeer boos, zeer toornig : worden, zijn; iemand maken; zich maken op iemand, over iets; iemand aankijken. Syn. → dol. 2. onstuimig : een -e zee.

Lees verder
2023-04-02
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Woedend

bn. en bw. (-er, -st), 1. zeer verbolgen: kwam hij op ons af; woedende blikken naar iemand werpen; in een woedende bui; 2. zeer onstuimig: de zee met woedende golven.

Lees verder
2023-04-02
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WOEDEND

WOEDEND, bn. bw. (-er, -st), in toorn en razernij : woedend kwam hij op ons af; zeer onstuimig : de woedende zee.

2023-04-02
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Woedend

zie Dol.