Wat is de betekenis van witte?

(1950) (Vlaanderen, Barg.) (alleen enkelv.) zilveren muntstuk. • Witte. (Alleen in het enkelvoud) Alzo werden de zilveren muntstukken genaamd naar hun kleur; het koperen geld daarentegen heette men luizegeld of jodengeld, en de goudstukken waren voskens (zeer oude be naming) of goudvinkskens. In de huidige volkse beurstaal zegt men “Hoe...

witte - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de stellende trap van wit witte - Werkwoord 1. enkelvoud verleden tijd van witten ♢Ik witte ♢Jij witte ♢Hij, zij, het witte 2. aanvoegende wijs van witten

(de, -n) persoon die in de Tweede Wereldoorlog met het verzet samenwerkte, niet-collaborateur zie zwarte.

Ben. voor een pers. die zich tijdens de Duitse bezetting tegen de vijandelijke macht keerde en met de verzetsgroepen samenwerkte (in tegenst. tot zwarte); niet-collaborateur.

m Zuid-Ndl. verkorting van Lodewijk of variant van Wide (vroeger vooral in Ze., nu nog in Geervliet). Wat het voorkomen in Ze. betreft is er een andere mogelijkheid, nl. als vleivorm van Willem: Willem bal, 1452 = Witte(n) bal, Aartselaar (B.); Witteken de Vleminc, 1451 = Willem de Vlem(in)c, 1500 (Roelandts 1951, 15).

Emanuel de (1617-1692), Ned. schilder van zeer opmerkelijk doorlichte kerkinterieurs (architectuurschilderkunst). Pieter de of Pietro Candido (ca 1548-1628), beeldhouwer en architect, leerde te Florence bij Vasari, schilderde te München in de geest van maniërisme en vroeg-Barok vnl. fresco’s en zolderingen. Sergei J. graaf (1849-19...

1) P. de, genaamd P. Candido (1548/1628), Vlaamsch historieschilder, architect en beeldhouwer; 2) S. J. graaf (1849/1915), 1893/1903 Russ. Min. v. Financ., 1905/’06 premier.

1° Emanuel de, Ned. schilder. * 1617 te Alkmaar, † 1692 te Amsterdam. Leerling van Evert van Aelst en misschien ook van Carel Fabricius. Hij is perspectivistisch steeds juist en zet zijn kerkinterieurs in een sterk zonlicht met een rijke toonmodulatie; zeer gevarieerd (meest kerkinterieurs, ook synagoge en gefantaseerde Kath. kerken; zij...

...