Wat is de betekenis van winters?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

winters

Het begrip winters heeft 3 verschillende betekenissen: 1) lijkend op de winter. lijkend op de winter; de eigenschappen daarvan in zekere mate hebbend; winterachtig. 2) behorend tot de winter. optredend, plaatshebbend, voorkomend, zich voordoend in de winter; behorend tot de winter. 3) karakteristiek voor de winter. van een aa...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

winters

winters - Bijvoeglijk naamwoord 1. typerend voor de winter winters - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord winter Woordherkomst Afgeleid van winter met het achtervoegsel -s Antoniemen zomers

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

winters

winters - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: win-ters 1. wat met de winter te maken heeft ♢ het was een winterse dag in januari Bijvoeglijk naamwoord: win-ters de/het winterse ...

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Winters

bn., als van, als in, als behoort bij de winter : een winters gezicht; een winterse dag ; wat zie jij er winters uit; het wordt al echt winters.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

winters

bn. (winterachtig): een winterse dag.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

winters

('wintәrs) bn. en bw. winterachtig.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)