Wat is de betekenis van win?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

win

win - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van winnen ♢ Ik win 2. gebiedende wijs van winnen win! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van winnen win je?

2024-04-26
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Win

v Vr. vorm van Wine of Eng. verkorting van Winifred.

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

win

gewin, sien wen.

2024-04-26
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

win

I. 1. winnen; voor zich winnen; verkrijgen, verwerven; bezorgen, brengen; 2. verdienen; 3. behalen; bereiken; win one’s way, zich met moeite een weg banen; voortploeteren; II. (het) winnen, zegevieren; win over, overhalen; win one’s audience over, win them over to one’s side, weten te winnen (voor zijn zaak), op zijn hand (weten t...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Win

v., (w. g.) het winnen, winst: om de win.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

win

v. winst : om de -.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Win

Het begrip win heeft 2 verschillende betekenissen: 1. win - WIN, v. (-nen), wen, gewin, zie aldaar. 2. win - WIN, v. winst: om de win.