Wijl, wijle
v. (-n), (vero., litt. t.) sluier: de weduwlijke wijlen (Potgieter).
M. J. Koenen's (1937)
I. v. wijlen (sluier): de zwarte wijl draden, kloosterzuster zijn; lit. t., vero. II. v. wijlen (enig tijdsverloop): nog een wijl en ik vertrek, korte tijd, poos; ik kom bij tijd en wijl, a) nu en dan, b) als de gelegenheid zich aanbiedt; bij wijlen, soms. III. vgw. (afk. van dewijl of terwijl).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: