Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Wijdte

betekenis & definitie

v. (-n),

1. hoedanigheid van wijd te zijn ; een rok met wijdte aanzetten, met ruimte ;
2. maat in diameter : de wijdte van de hals, van een boord, van de doorvaart; — kaliber (van een stuk geschut);
3. verwijderdheid, ruimte, afstand tussen twee dingen: de bomen op grote wijdte van elkander plaatsen; de wijdte tussen de banken; vgl. spoorwijdte.