Wat is de betekenis van wekelijk?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wekelijk

wekelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. pafferig 2. wekelijks Woordherkomst afgeleid van week met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wekelijk

bn., bw. (zwakkelijk; verwijfd): een wekelijk gestel.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wekelijk

('we:kələk) bn. en bw. (–er, –st) 1. enigszins week : een – gestel. 2. teder : een – gemoed. 3. verwijfd : –e zeden. wekelijks ('we:kələks) I. bw. 1. iedere week : 60 gulden verdienen. 2. eens per week : samenkomen. II. bn. 1 . per week uitbetaald : een loon. 2. iedere week plaats hebbend of verschi...

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Wekelijk

bn. en bw. (-er, -st), zwakkelijk, niet sterk.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)