Wat is de betekenis van weglopen?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

weglopen

weglopen - Werkwoord 1. ergatief een plaats verlaten Hij is net weggelopen. 2. ergatief ~ van iemand of iets verlaten (al dan niet lopend) Hij was van huis weggelopen. Woordherkomst samenstelling van weg(bijwoord) en lopen

2024-04-29
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

weglopen

1. Een bod doen na een strafdoublet van de partner of van de tegenpartij in de verwachting hierdoor een slecht resultaat af te wenden. 2. Van een kleur: niet geboden (kunnen) worden doordat de goede gelegenheid daartoe ontbreekt of onbenut blijft. 3. Van een slag: niet gemaakt worden door onhandig af- of tegenspel. Zie ook: verzuipen

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

weglopen

weglopen - onregelmatig werkwoord uitspraak: weg-lo-pen 1. ervandoor gaan en niet meer terugkomen ♢ onze poes is weggelopen Onregelmatig werkwoord: weg-lo-pen ik loop weg (... ik wegloop) ...

2024-04-29
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

weglopen

vluchten Ik bleef de man fixeren en deed mijn best om zijn gezicht te zien. Terwijl ik daar stond, brak het angstzweet me uit, en als ik mijn instinct gevolgd had, zou ik op dat moment weggelopen zijn. (Anne Provoost, Vallen) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 6 Vlaamsheid: 1

2024-04-29
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

weglopen

(onov ww; liep weg; is weggelopen) LO - tijdens een hardloopwedstrijd een voorsprong nemen op andere deelnemers: al na 20 km liep Haile Gebrselassie weg bij de andere favorieten.

2024-04-29
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Weglopen

Men wil zich van iets bevrijden om op eigen kracht een succes te behalen. Wanneer men voor z’n schulden wegloopt, dan is het succes vermoedelijk slechts van korte duur.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Weglopen

v., fuortrinne; hard —, útnagelje, -spikerje, -nigelje, -bruije, -naeije, -pike, -pykje, -pjukke, -pjukje, -snije, -mjirkje, der troch, der út fykje, der út fylje, de hakken opnimme, de sile(n) op ’e hakken nimme.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Weglopen

(liep weg, is weggelopen), 1. naar elders lopen ; inz. haastig heengaan, vluchten : de jongen liep weg en ik kon hem niet krijgen ; — (sport) iem. vóórkomen : A liep na de derde ronde weg, kwam zijn tegenstander voor ; — (fig.) dat loopt niet weg, daar is zo’n haast niet bij; 2. (pregn.) heengaa...