Wat is de betekenis van vuistje?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vuistje

vuistje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord vuist

2024-04-28
Recht voor z'n raap

Rouke G. Broersma (1970)

Vuistje

lichaamsdeel waarmee je kaas vasthoudt.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vuistje

o. (-s); uit het vuistje eten, uit de hand, ongesneden ; — in zijn vuistje lachen, zich in stilte over eens anders nadeel of ongeluk verheugen.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vuistje

o. (-s), in de uitdr.: uit het vuistje eten, uit de hand, ongesneden: in zijn vuistje lachen, zich in stilte verkneukelen.