Wat is de betekenis van VROOLIJK?

2024-04-26
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Vroolijk

uit een vroeger vroo (ohd. frao, fro. hgd, froh), mnl. vro, waarbij een ww. vroien of vrouwen (verg. kooi, kouw, kevi; tooien, touwen ; de stam oorspr. op wj), en het z.nw. vroude (waaruit waarsch. dialectisch ons vreugde).

2024-04-26
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Vroolijk

zie Vreugd.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VROOLIJK

VROOLIJK - bn. bw. (-er, -st), opgeruimd, verheugd : een vroolijk mensch; een vroolijk hart hebben; — het is een vroolijk Fransje, een opgeruimd mensch; — zich over iets, iem. vroolijk maken ; dat is vroolijk, (iron.) dat is zeer onaangenaam ; — een vroolijk leventje ervan nemen, los, losbandig ; — druk, levendig : eene v...