Wat is de betekenis van vrijwillig?

2025-04-19
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vrijwillig

bn. bw., uit vrije beweging, ongedwongen iets doende, resp. geschiedende of aanvaard : zich vrijwillig aanmelden ; vrijwillig afstand doen ; vrijwillige armoede; vrijwillige bijdragen, giften ; vrijwillige verkoping, niet op rechterlijk bevel of bij executie : — (in ’t bijz., milit.) niet wagens dienstplicht (opkomend):...

2025-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vrijwillig

vrijwillig - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet gedwongen De vrijwillige medewerkers deden goed werk. Woordherkomst Samenstellende afleiding van vrij en wil met het achtervoegsel -ig Antoniemen onvrijwillig

2025-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vrijwillig

vrijwillig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: vrij-wil-lig 1. niet door anderen verplicht, uit vrije wil ♢ die bijdrage aan het Rode Kruis is vrijwillig Bijvoeglijk naamwoord: vrij-wil-lig ... is vrijwilliger dan ......

2025-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

vrijwillig

- vrijwillige doodslag, opzettelijke doodslag, moord. Jean-Paul S., die zondagavond in Brussel een jongeman doodschoot, werd maandagnamiddag aan het militair gerecht overgedragen en aangehouden voor vrijwillige doodslag. - DS, 20-11.

2025-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vrijwillig

adj. & adv., frijwillich, eigenwillich.

2025-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vrijwillig

bn., bw.: met of uit vrije wil, uit eigen beweging, niet gedwongen: een vrijwillige gift; een vrijwillige bekentenis; vrijwillig dienstnemen; zich vrijwillig bij het gerecht aanmelden; zie ook doding; België: vrijwillig slagen toebrengen.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vrijwillig

(vrij'willɘch) bn. en bw. uit vrije wil. vrije beweging, ongedwongen : -e giften; zich aanmelden. Tgst. gedwongen.