Wat is de betekenis van voorleggen?

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

voorleggen

voorleggen - regelmatig werkwoord uitspraak: voor-leg-gen 1. voor iemand neerleggen ♢ de notaris legde het testament voor om te tekenen 2. je plannen uiteenzetten ♢ ik wil dit idee graag even aa...

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

voorleggen

(legde voor, voorgelegd) laten zien, overleggen, ter inzage tonen. Nu gaat het wel vaak om moeilijke dossiers: de meeste van die mensen kunnen om voor de hand liggende redenen zelden concreet bewijsmateriaal voorleggen en moeten terugvallen op getuigenissen. BvL, 17-07-2001.

2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

voorleggen

(Een bewijsstuk, identiteitspapieren enz.) ter inzage meebrengen, overleggen; tonen. Weinigen kunnen een erelijst als Rik Van Looy voorleggen. In totaal won hij meer dan 500 wedstrijden, JANS/VAN LOOY 1972. Het voorleggen van het lidboekje is verplichtend, Volksmacht 29/10/1976, p. 16. Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: ter beo...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Voorleggen

v., foarlizze.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Voorleggen

(legde, leide voor, heeft voorgelegd), voor (iemand) nederleggen, inz. om te vertonen: de koopman legde ons verschillende stoffen voor; — iem. zijn plannen voorleggen, uiteenzetten ; — iem. een vraag voorleggen, aan zijn oordeel onderwerpen; deze moeilijkheden moeten aan het bestuur worden voorgelegd.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

voorleggen

legde of leide voor, heeft voor'gelegd of voorgeleid; eig. voor iem. leggen, tonen, onder zijn oog of aandacht brengen: de referendaris heeft den minister dat stuk voorgelegd; ik zal je de zaak, die vraag voorleggen.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

voorleggen

('vo:r) (legde voor, heeft voorgelegd) 1. onder iemands oog brengen : de minister een stuk -. 2. uiteenzetten : iemand zijn plannen -. 3. aan iemands oordeel onderwerpen : iemand een vraag -.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Voorleggen

(legde voor, heeft voorgelegd), 1. vóór (iemand) neerleggen, m.n. om te vertonen; 2. iemand zijn plannen voorleggen, uiteenzetten; iemand een vraag, een zaak voorleggen, aan zijn oordeel onderwerpen.