Wat is de betekenis van VONKELEN?

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vonkelen

v., fonkelje, sprankelje.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vonkelen

(vonkelde, heeft gevonkeld), vonken schieten of om zich verspreiden. [In overdr. bet. schrijft men gewoonlijk fonkelen.]

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vonkelen

vonkelde, h. gevonkeld (eig. vonken schieten, verspreiden): het vuur vonkelt in de smidse; verg. fonkelen.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vonkelen

('vonkələn) (vonkelde, heeft gevonkeld) vonken schieten, verspreiden: het vuur vonkelt in de smidse; in overdrachtelijke betekenis zegt men, in plaats van -, fonkelen. Syn. →: blinken.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VONKELEN

VONKELEN - (het vonkelde, heeft gevonkeld), vonken schieten of om zich verspreiden. (In overdr. bet. schrijft men fonkelen). VONKELING, v. het vonkelen.

2024-04-29
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Vonkelen

zie Blinken.