volheid
volheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: vol-heid 1. het vol zijn ♢ wij zien daarin de volheid van Gods genade Zelfstandig naamwoord: vol-heid de volheid
Muiswerk Educatief (2017)
volheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: vol-heid 1. het vol zijn ♢ wij zien daarin de volheid van Gods genade Zelfstandig naamwoord: vol-heid de volheid
Van Dale Uitgevers (1950)
1.v., het vol-zijn : uit de volheid zijns gemoed s, Van Dale van zijn hart, dat geheel vervuld was (van gevoelens); — 2.toestand van volle ontwikkeling: met een genitief ter omschrijving van die zaak in haar volle omvang: in de volheid zijner macht; de volheid der genade Gods ; hij stort op 't paar dat voor hem kn...
M. J. Koenen's (1937)
v. (het volle; volkomenheid): in de volheid zijner macht; de volheid der genade Gods; Bijb. de volheid der tijden, de jongste dag.
Jozef Verschueren (1930)
('volheit) v. 1. Algm. het vol zijn. 2. Inz. a. (8) het volledig zijn : Bijb. de – der tijden, de komst van de Messias. b. (9) volmaaktheid : in de – van zijn macht.
J.H. van Dale (1898)
VOLHEID - v. het volle: in de volheid zijner macht, de volheid der genade Gods; (bijb.) de volheid der tijden, de jongste dag.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: