vlezen
vlezen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vlees
Van Dale Uitgevers (1950)
I.bn., van vlees, uit vlees bestaande: ik zal hun een vlezen hart geven (Ezech. 11: 19); niet in stenen tafelen, maar in vlezen tafelen des harten (2 Cor. 3:3). II. VLEZEN, (vleesde, heeft gevleesd), (huiden) van het aanhangende vlees ontdoen, afschaven.
Jozef Verschueren (1930)
1. bn. van vlees: Bijb. ik zal hun een hart geven. 2. (vleesde, heeft gevleesd) van afhangend vlees ontdoen: huiden -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(vleesde, heeft gevleesd), (ook: ontvlezen), een vel, huid vlezen, ontdoen van het overtollige onderhuidbindweefsel, m.n. onmiddellijk na het villen (groene huid) of in gekalkte toestand (bloothuid).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: