Wat is de betekenis van vleesboom?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

vleesboom

(1968) (ook: vleeshamer, vleeshandel, vleeskanon, vleesknuppel, vleeskwast, vleeslolly, vleespijp, vleesstaaf) (sch.) mannelijk lid. • Ze pakte de vleesstaaf. (Heere Heeresma: Geschoren schaamte. 1968) • Dit wond Guggenheimer enigzins op en z’n vleeskwast leek nog ‘ns in omvang te verdubbelen. (Herman Brusselmans: Guggenheime...

2024-04-26
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

vleesboom

Een goedaardig gezwel van spierweefsel en bindweefsel in de baarmoeder. Veel vrouwen hebben last van vleesbomen. Zo’n gezwel is meestal klein, maar ook wel eens zo groot als een tennisbal of zelfs een voetbal. Vleesbomen groeien in de baarmoederwand, soms op een steeltje. Meestal heeft een vrouw er niet eentje, maar een paar. Als vleesbomen groot z...

2024-04-26
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

vleesboom

myoom (goedaardig gezwel) van de baarmoederwand.

2024-04-26
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Vleesboom

myoma uteri, een spiergezwel van de baarmoeder, goedaardig, maar soms zo groot, dat het moet worden verwijderd (vanwege het gewicht en de eisen die het aan de bloedsomloop stelt). Andermaal belet het de baarmoeder goed samen te trekken, zodat de menstruatie te heftig is en te lang duurt (menorrhagiën). Soms is een kleine vleesboom, vlak onder...

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vleesboom

m. (...bomen), 1. boom waarop huiden van aanzittende vleesdeeltjes ontdaan worden ; 2. vleeswoekering, gezwel in de buik ; 3. een soort van boom op Ceylon.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vleesboom

m. vleesbomen (vleeswoekering in de buik).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vleesboom

m. (...bomen) 1. [boom met vertakkingen Metf.] vleeswoekering, -gezwel in de buik. 2. [boom, paal] paal waarop de huiden van aanzittende vleesdeeltjes ontdaan worden.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vleesboom

m. (-bomen), (ook: baarmoedermyoom), myoma uteri, goedaardig spierweefselgezwel in de baarmoeder. baarmoederfibroom.