Wat is de betekenis van viswijf?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

viswijf

(17e eeuw) (scheldw.) onbeschaafde, ordinaire vrouw die veel schreeuwt. Eigenlijk: vrouw die handel in vis drijft. Dergelijke verkoopsters zijn vaak onbeschaafd en grof gebekt. Vandaar uitdrukkingen zoals: ‘kijven (schelden) als een viswijf’. Vgl. Engels: fishwife. • Zooveel als hare collega's in Frankrijk hadden de Hollandsche, sp...

2024-04-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

viswijf

onbeschaafde, ordinaire vrouw die veel schreeuwt. Eigenlijk ‘vrouw die handel in vis drijft’. Dergelijke verkoopsters zijn vaak onbeschaafd en grofgebekt. Vandaar uitdrukkingen zoals: kijven (schelden) als een viswijf.Zooveel als hare collega’s in Frankrijk hadden de Hollandsche, speciaal de Amsterdamsche vischvrouwen nu wel niet...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Viswijf

s., fiskteef.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Viswijf

o. (...ven), (veracht.) visvrouw: schelden als een viswijf.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

viswijf

o. viswijven (plat: visvrouw).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

viswijf

o. (...wijven) gemene visvrouw.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)