Vioolbouwer
m. (-s).
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
iemand die violen bouwt. iemand die voor zijn beroep, soms ook wel uit liefhebberij, violen bouwt; vioolmaker. Voorbeelden: Om het effect van hun ingrepen te beoordelen, hebben vioolbouwers eeuwenlang vertrouwd op hun oren. NRC, 1995 De dansmeesters leerden de rijken goede manieren, dansen en buigen. Daar ze naar hun 'kl...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Getty Research Institute (1990)
vioolbouwer - Zij die viola's en aanverwante instrumenten, zoals violen en cello's maken, ontwerpen en repareren.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: