Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

vioolbouwer

betekenis & definitie

iemand die violen bouwt.

iemand die voor zijn beroep, soms ook wel uit liefhebberij, violen bouwt; vioolmaker.

Voorbeelden:
Om het effect van hun ingrepen te beoordelen, hebben vioolbouwers eeuwenlang vertrouwd op hun oren.
NRC, 1995

De dansmeesters leerden de rijken goede manieren, dansen en buigen. Daar ze naar hun 'klanten' toegingen, vroegen ze aan de vioolbouwers kleine instrumenten te maken die ze gemakkelijk op zak konden steken. Dat was de oorsprong van het dansmeestersviooltje.
http://users.pandora.be/dirk.viaene/muziek1.htm, 2002

Vioolbouwers zoals de beroemde Amiti-familie, A. Stradivarius en de Guarneri-familie bouwden instrumenten die tot op heden onovertroffen zijn.
http://users.pandora.be/dirk.viaene/muziek1.htm, 2002

Door het steeds bijstemmen van het instrument neigt de kam naar voren of naar achteren. Regelmatig inspecteren en corrigeren is zeer gewenst. Wie dat niet zelf durft te doen, kan beter de vioolbouwer opzoeken. Een kromme kam kan soms worden gecorrigeerd, maar vaak is een nieuwe kam nodig.
http://www.bbviolins.nl/

"Wij proberen de concerten te combineren met educatieve activiteiten", vertelt Maarten Stolk van De Stoep. "We hebben een restaurateur en een vioolbouwer gehad die over hun werk praatten, en iemand die iets vertelde over historische instrumenten."
NRC, 1995

Met grenzeloze precisie heeft Charles de gekromde houtkrullen geschilderd die op de werktafel liggen. Vriendelijk kijkt de vioolbouwer op van zijn werk. De grote handen liggen koesterend om het instrument.
Anna Enquist, Het meesterstuk, 1999

Anders dan in de meetruimte sluit de inrichting hier wel aan bij het beeld van de vioolbouwer als een handwerksman die kloppend, schavend, lijmend en luisterend werkt aan het volmaakte instrument.
NRC, 1995

En wie was Bramelaar? 'Leo Bramelaar Sr. en Jr. vioolbouwers', vermeldt het briefhoofd.
Anna Enquist, Het meesterstuk, 1999

< >