Wat is de betekenis van Vierdag?

2024-04-26
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Vierdag

Vier uw vierdagen, vier uw hoogtijdagen naar behoren. De aansporing om hoogtijdagen op passende wijze te vieren stamt uit het bijbelboek Nahum 1:15, in de Statenvertaling (1637): ‘Siet op de bergen de voeten des genen die het goede bootschapt, die vrede doet hooren: Viert uwe vier-dagen, ô Juda, betaelt uwe geloften, want de belialsman en sal voort...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vierdag

m. (-en), feestdag, rustdag: vierdag houden; vier uwe vierdagen, o Juda (Nahum 1 : 15).

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vierdag

m. vierdagen (rustdag, vacantiedag).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vierdag

('vi:r) m. (-en) feest-, rust-, vakantiedag.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VIERDAG

VIERDAG - m. (-en), feestdag; rustdag : vierdag houden.