Wat is de betekenis van verwijt?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

verwijt

verwijt - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van verwijten 2. gebiedenwijs van verwijten

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Verwijt

s.n., forwyt (it), forwiting; scherp —, feech; scherp en onheus —, snuter, snútslach, snútbokken.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Verwijt

o. (-en), het aan iem. voorhouden van iets als een schuld, een tekortkoming : iem. verwijten doen ; hij kwam met allerlei verwijten ; — zich ergens een verwijt van maken, het zich verwijten ; — ons treft geen verwijt, wij zijn er niet schuldig aan.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

verwijt

o. verwijten (berisping, gisping): iem, een verwijt van iets maken; hem treft geen verwijt.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

verwijt

(vdr'wijt) o. (-en) scherpe afkeuring, berisping : een hard, scherp -; iemand een doen; een tot iemand richten; ik maak er mij een van dat niet te hebben gezien. Syn. * blaam, verwijten (verweet, heeft verweten) 1. scherp, afkeuren, berispen, laken. 2. ten laste leggen : iemand een misdaad -. * pot. verwijting v. (-en).

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Verwijt

o. (-en), berisping: zich ergens een verwijt van maken, het zich als een schuld of tekortkoming aanrekenen; ons treft geen verwijt, wij zijn niet tekortgeschoten.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VERWIJT

VERWIJT - o. (-en), scherpe afkeuring, berisping : iem. een scherp verwijt geven; zich ergens een verwijt van maken, het zich verwijten.