verbindend
verbindend - Werkwoord 1. onvoltooid deelwoord vanverbinden
Muiswerk Educatief (2017)
verbindend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ver-bin-dend 1. wat ergens een verbinding mee vormt ♢ deze klos vormt een verbinding tussen tafelblad en tafelpoot 1. verbindende uitspraak [verbindt b...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., 1. een band of binding vormend : de verbindende delen ; — (wijsbeg.) een verbindend oordeel, besluit; 2. geldend met gezag, verplichtend: de wet is voor allen verbindend.
Jozef Verschueren (1930)
(vər'bindənt) bn. en bw. die, dat verbindt inz. 1. [→ verbinden (II 1 d)] verplichtend : de wet is voor allen -. 2. [→ verbinden (II 2)] verenigend : de woordjes „dat”, „of” zijn -e voegwoorden omdat zij zinnen onder elkander verbinden.
J.H. van Dale (1898)
VERBINDEND - bn. bindend; (fig.) verplichtend : de wet is voor allen verbindend; — (taalk.) verbindende voegwoorden, de woordjes dat en of die vele soorten van zinnen met den hoofdzin verbinden; (wijsbeg.) een verbindend oordeel, besluit.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: