varietéhoer
(1971) (scheldw.) verachtelijke, zedeloze vrouw. Vaak ter versterking voorafgegaan door ‘nagemaakte’ of ‘uit de baarmoeder geslingerde’. Vgl. stoephoer*. • Slet! riep Habermehl. 'Sloerie! Nagemaakte variétéhoer!' (Lennaert Nijgh: Tobia of de Ontdekking van het Masturbariaat, 1971) • Je bent helemaa...