Vandeeg
bw., (Zuidn.) terdege, goed, flink, fel, zoals het hoort, degelijk : het is vandeeg koud : hij zou nu vandeeg oppassen.
Van Dale Uitgevers (1950)
bw., (Zuidn.) terdege, goed, flink, fel, zoals het hoort, degelijk : het is vandeeg koud : hij zou nu vandeeg oppassen.
Walter De Clerck (1981)
Inz. als versterkend bijw.: terdege, degelijk; goed, flink, fel. Zijn oogen waren opengegaan voor de goede lessen van Mijnheer Pastoor, en hij zou nu vandeeg oppassen, TIMMERMANS, Boerenpsalm 82 (1935). ’s Is daarom dat er van bij ons altijd zoveel jongens naar de travó gegaan zijn. Ze preekten daar vroeger ’s zondags in...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: