Wat is de betekenis van vakgroep?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vakgroep

vakgroep - Zelfstandignaamwoord 1. coherente verzameling kennisgebieden die vallen onder één hoogleraar Aan erfelijkheidsonderzoek komt dus, vreemd genoeg, geen DNA te pas. Aan de basis van een erfelijkheidsstudie liggen vragenlijsten. De meeste tweeling-onderzoekers zijn verbonden aan psychologische facult...

2024-04-27
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Vakgroep

kleinste bestuurlijke onderdeel van een of meer faculteiten op een universiteit.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vakgroep

m. (-en), elk van de groepen van nauw verwante takken waarin de vakverenigingen verdeeld zijn; (ook) onderdeel van een bedrijfsgroep.

2024-04-27
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Vakgroep

onderdeel van bedrijfsgroep*. Zelf weer onderverdeeld in ondervakgroepen.

2024-04-27
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Vakgroep

duidt op arbeiders, die een onderdeel van den bedrijfsarbeid verrichten. In het bouwvak: timmerlieden, metselaars, schilders, stucadoors; in de metaalindustrie: vuurwerkers, bankwerkers, scheepsbouwers, draaiers, vormers, enz. Om beter de uiteenloopende belangen enz. te kunnen beoordeelen en verzorgen is de v. ook in de vakbeweging bekend. In het...

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vakgroep

v./m. (en), 1. kleinste eenheid in de bedrijfsorganisatie; onderdeel van een bedrijfsgroep; 2. (in Nederland) kleinste bestuurlijke onderdeel van één of enkele faculteiten aan universiteit of hogeschool.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)