Wat is de betekenis van vagina?

Tussen je benen zit je vagina. Anders dan de meeste mensen denken, is dit alleen de opening die aan de binnenkant van je lichaam uitkomt bij je baarmoeder. Je schaamlippen, clitoris en urinebuis (plasgaatje) vormen de vulva.

vagina - Zelfstandignaamwoord 1. (anatomie) het vrouwelijke geslachtsorgaan ♢ Indien u last krijgt van de vagina dient u bij een dokter langs te gaan. Woordherkomst Leenwoord uit het Latijn.

vagina - zelfstandig naamwoord uitspraak: va-gi-na 1. toegang tot de baarmoederhals bij vrouwen ♢ vrouwen hebben een vagina Zelfstandig naamwoord: va-gi-na de vagina de vagina's ...

De ingang naar de inwendige vrouwelijke geslachtsorganen (baarmoeder, eierstokken) (uitspraak: VAA-gie-naa). Je ziet de vagina (schede) door de binnenste schaamlippen van elkaar te duwen. De vagina is in ontspannen toestand gesloten. Ze wordt omgeven door rekbaar spierweefsel. Als dat spierweefsel ontspannen is, kan er iets (piemel, vinger enz.) na...

zonder twijfel het meest gebruikte Latijnse surrogaat voor het drieletterwoord ‘kut’, waar tot de jaren zestig van de twintigste eeuw een zwaar taboe op rustte. In het Latijn betekent ‘vagina’ schede (voor de oude Romeinen was de penis* een zwaard: gladius). In het medische spraakgebruik is vagina de benaming voor het ‘inwendige’ buisvormige deel v...

Bij natuurvolkeren is het vrouwelijke geslachtsdeel het symbool van de vrouwelijkheid en het moederschap. Freud zag de vagina in de droomanalyse vertegenwoordigd door alle mogelijke ronde en holle voorwerpen. Moderne psychologen interpreteren de vagina als de vrouwelijke kracht bij uitstek die ook in de man een uitwerking heeft, dus niet als een pu...

[Lat. = schede (in het alg.)] schede, het uiterste gedeelte van de inwendige vrouwelijke geslachtsorganen, vanaf de baarmoederhals (cervix uteri) tot aan de vulva, [i]z.a. [/i]

vrouwelijke geslachtsdeel; schede

vagina - vrouwelijk geslachtsdeel, val, geheim bordeel; eig. ‘deur’, vervolgens ook: ‘huis’. Alleen in ’t Bargoens. Boeventaal 7 [1906]. v. BOLHUIS [1937].