Wat is de betekenis van Uitstorting?

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

uitstorting

vloeiing (geneeskunde); neerdaling (Heilige Gees); ontboeseming.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitstorting

v. (-en), 1. het uitstorten of zich uitstorten; — (godsd.) nederdaling, mededeling: de uitstorting van de Heilige Geest; 2. (geneesk.) hemorrhagie; 3. ontboezeming.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitstorting

v. uitstortingen (het uitstorten; fig. ontboezeming; godsd. nederdaling): uitstorting van bloed in het oog; de uitstorting v. d. H. Geest over de Apostelen.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitstorting

('uit) v. (-en) [zich uitstorten 2] I. Eig. 1. Algm. het zich uitstorten : de van water uit een meer. 2. Inz. a. te overvloedige uitvloeiing van bloed. b. zaadlozing. II. Metf. 1. uitboezeming. 2. Kat. nederdaling : de van de H. Geest over de apostelen.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitstorting

v. (-en), 1. het uitstorten; 2. ontboezeming; 3. (godsdienst) nederdaling: uitstorting van de Heilige Geest.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)