uitstorting
vloeiing (geneeskunde); neerdaling (Heilige Gees); ontboeseming.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), 1. het uitstorten of zich uitstorten; — (godsd.) nederdaling, mededeling: de uitstorting van de Heilige Geest; 2. (geneesk.) hemorrhagie; 3. ontboezeming.
M. J. Koenen's (1937)
v. uitstortingen (het uitstorten; fig. ontboezeming; godsd. nederdaling): uitstorting van bloed in het oog; de uitstorting v. d. H. Geest over de Apostelen.
Jozef Verschueren (1930)
('uit) v. (-en) [zich uitstorten 2] I. Eig. 1. Algm. het zich uitstorten : de van water uit een meer. 2. Inz. a. te overvloedige uitvloeiing van bloed. b. zaadlozing. II. Metf. 1. uitboezeming. 2. Kat. nederdaling : de van de H. Geest over de apostelen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v. (-en), 1. het uitstorten; 2. ontboezeming; 3. (godsdienst) nederdaling: uitstorting van de Heilige Geest.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: