uitschijten
1) (17e eeuw) (plat) de stoelgang via de aarsopening verwijderen. • Uitschijten, bedr. onz. st. ww. Bedr. Met hen (hebben). Uitkakken. Met eene zaak als object. Da ' kind hee ne cens opgeten en hem weer uitgescheten. keesesteenen (kersesteenen) uitschijten. (Vle reeks. Nummer 37. 1921) •... ik had je moeten stukbijten, inslikken en uitsc...