Wat is de betekenis van uitmunten?

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitmunten

uitmunten - regelmatig werkwoord uitspraak: uit-mun-ten 1. beter presteren dan anderen ♢ Meike munt uit in zorgzaamheid Regelmatig werkwoord: uit-mun-ten ik munt uit (... ik uitmunt) ...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitmunten

v., útmuntsje, -blinke, -ljochtsje, der út rinne.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitmunten

(muntte uit, heeft uitgemunt), anderen overtreffen, uitsteken, uitblinken: hij munt uit door zijn gedrag en zijn bekwaamheid; boven allen uitmunten.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitmunten

muntte uit, h. uitgemunt (vero. munten = uitsteken: uitblinkend, uitstekend zijn): uitmunten boven; uitmunten in.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitmunten

('uit) (muntte uit. heeft uitgemunt) [op een munt uitkomen] uitblinken, uitsteken.

2024-04-20
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Uitmunten

munten is hier: een teeken aanbrengen ; uitmunten w. d. z.: uit-teekenen = door teekens bij anderen uit-komen, zich van anderen onderscheiden; vgl. ’t Hgd. auszeichnen (letterlijk: uitteekenen) = uitmunten.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITMUNTEN

UITMUNTEN - (muntte uit, heeft uitgemunt), ten einde munten: het zilver, brons uitmunten; — (fig.) overtreffen, uitsteken, uitblinken: hij munt uit door zijn gedrag en zijne bekwaamheid; boven allen uitmunten. UITMUNTTNG, v. UITMUNTEND bn. bw. (-er, -st), uitstekend, voortreffelijk: gedrag en vlijt waren uitmuntend; dat is uitmuntend gezegd....