Wat is de betekenis van uithouder?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uithouder

m. (-s), 1. iem. die goed volhoudt; — balk of koker, werkende als schoor, om een ponton enz. op zijn plaats te houden; boom van een (grijper-) kraan; — (zeew.) arm om een schip van de wal af te houden; — stuk hout of ijzer om een touw, een rondhout, een zeil enz. op enige afstand van iets te houden.

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uithouder

uithouder - Zelfstandignaamwoord 1. voorwerp om iets ergens weg van te houden 2. iemand die kan uithouden (volhouden) Woordherkomst afgeleid van uithouden met het achtervoegsel -er

2025-07-17
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

uithouder

1. een lange, enigszins kanovormige drijver, die op een afstand van ongeveer twee meter ter zijde van een rank zeilvaartuigje stevig wordt bevestigd, waardoor omslaan vrijwel onmogelijk wordt. Dergelijke bootjes met uithouders worden veel gebruikt door de inheemse bevolking van Zuidoost-Azië en het gebied van de Stille Oceaan. In Indonesië...

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uithouder

m. (-s) 1. Eig. hij die uithoudt. 2. Metn. staak aan een → mast, waarmede men de pardoens uithoudt.

2025-07-17
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uithouder

Uithouder - Op schepen een stuk van ijzer of hout, dienende om iets: een touw, rondhout, blok of zeil, te houden op eenigen bepaalden afstand van iets anders of van het boord. U.’s van een schip, zware rondhouten, die het schip van de kade moeten houden, wanneer het tegen den wal aangedrukt zou worden, als het „gemeerd” ligt.

2025-07-17
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Uithouder

op schepen een stuk van ijzer of hout, dienende om iets: een touw, rondhout, blok of zeil, te houden op eenigen bepaalden afstand van iets anders of van het boord. U.’s van een schip, zware rondhouten die het schip van de kade moeten houden, wanneer het tegen den wal aangedrukt zou worden, als het „gemeerd” ligt.

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITHOUDER

UITHOUDER - m., UITHOUDSTER, v. (-s), die goed volhoudt.

2025-07-17
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Uithouder

z.n.m. - Reep, die gebruikt wordt om het takel terug te trekken en schade by ’t hijschen te verhoeden.