uitdraai
uitdraai - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdraaien ♢... dat ik uitdraai
Wiktionary (2019)
uitdraai - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdraaien ♢... dat ik uitdraai
Muiswerk Educatief (2017)
uitdraai - zelfstandig naamwoord uitspraak: uit-draai 1. op papier afgedrukte gegevens ♢ kan ik een uitdraai van je krijgen van dat artikel? Zelfstandig naamwoord: uit-draai de uitdraai ...
Marc de Coster (1999)
Uitdraai - afdruk op papier van met een computer verwerkte gegevens. Sinds eind jaren zeventig. → computeruitdraai. Uitdraai: het afdrukken van een bestand of programma op papier. Hans Kramers: Microtermen, 1988 Ik denk dat als je een uitdraai maakt van de postcodes, er op iedere hoek van de straat wel iemand aan het zwoegen is op een verhaal of g...
dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)
H.J. Terblanche - M.A., D. Litt
uitgedraai, draaiende losmaak (moer); ‘n sypad uit die hoofpad volg; uitdoof (lamp); uitloop.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: