Uitcijferen
(cijferde uit, heeft uitgecijferd), 1. ten einde toe becijferen: een deelsom uitcijferen. 2. uitrekenen: cijfer nu zelf maar uit hoeveel het mij kost; — (fig.) uitzoeken, uitknobelen: er valt aan die zaak heel wat uit te cijferen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(cijferde uit, heeft uitgecijferd), 1. ten einde toe becijferen: een deelsom uitcijferen. 2. uitrekenen: cijfer nu zelf maar uit hoeveel het mij kost; — (fig.) uitzoeken, uitknobelen: er valt aan die zaak heel wat uit te cijferen.
Jozef Verschueren (1930)
(uit) (cijferde uit, heeft uitgecijferd) 1. ten einde cijferen. 2. cijferend uitrekenen : een som -. 3. raden, ontcijferen.
J.H. van Dale (1898)
UITCIJFEREN - (cijferde uit, heeft uitgecijferd), ten einde cijferen: eene deelsom uitcijferen; — uitrekenen: cijfer zelf maar uit, hoeveel het mij kost; (fig.) raden; ontcijferen: er valt aan die zaak heel wat uit te cijferen. UITCIJFERING, v. (-en), berekening, uitrekening.
I.M. Calisch (1864)
Uitcijferen, bw. gel. ten einde cijferen, uitrekenen; (fig.) raden; ontcijferen. *...CIJFERAAR, m., -STER, v. (-s), berekenaar, uitrekenaar. ...ING, v. (-en), berekening, uitrekening. *...DAAGBRIEF, *...DAGINGSBRIEF, m. (...ven), brief -, geschrift tot uitdaging (tot een tweegevecht enz.). *...DAGEN, bw. gel. opeischen, oproepen (tot een tweegev...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: