Wat is de betekenis van UITCIJFEREN?

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitcijferen

(cijferde uit, heeft uitgecijferd), 1. ten einde toe becijferen: een deelsom uitcijferen. 2. uitrekenen: cijfer nu zelf maar uit hoeveel het mij kost; — (fig.) uitzoeken, uitknobelen: er valt aan die zaak heel wat uit te cijferen.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitcijferen

cijferde uit, h. uitgecijferd (cijferend uitrekenen, berekenen): een som uitcijferen.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitcijferen

(uit) (cijferde uit, heeft uitgecijferd) 1. ten einde cijferen. 2. cijferend uitrekenen : een som -. 3. raden, ontcijferen.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITCIJFEREN

UITCIJFEREN - (cijferde uit, heeft uitgecijferd), ten einde cijferen: eene deelsom uitcijferen; — uitrekenen: cijfer zelf maar uit, hoeveel het mij kost; (fig.) raden; ontcijferen: er valt aan die zaak heel wat uit te cijferen. UITCIJFERING, v. (-en), berekening, uitrekening.

2024-04-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Uitcijferen

Uitcijferen, bw. gel. ten einde cijferen, uitrekenen; (fig.) raden; ontcijferen. *...CIJFERAAR, m., -STER, v. (-s), berekenaar, uitrekenaar. ...ING, v. (-en), berekening, uitrekening. *...DAAGBRIEF, *...DAGINGSBRIEF, m. (...ven), brief -, geschrift tot uitdaging (tot een tweegevecht enz.). *...DAGEN, bw. gel. opeischen, oproepen (tot een tweegev...

Gerelateerde zoekopdrachten