Wat is de betekenis van uitbetalen?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitbetalen

uitbetalen - Werkwoord 1. (ditr) geld geven om de kosten te voldoen Ze hebben zijn salaris net op het juiste moment uitbetaald. Woordherkomst samenstelling van uit(bijwoord) en betalen(werkwoord)

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitbetalen

uitbetalen - regelmatig werkwoord uitspraak: uit-be-ta-len 1. er geld als betaling voor geven ♢ het overwerk wordt uitbetaald 2. de moeite lonen, terugverdiend worden ♢ die vriendelijke woorden...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitbetalen

v., útbitelje.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitbetalen

(betaalde uit, heeft uitbetaald), betaling doen van het genoemde aan de rechthebbende(n): loon, een cheque uitbetalen; — abs.: arbeiders uitbetalen, hun hun loon geven; — passief: de coupons worden uitbetaald (zijn betaalbaar gesteld) bij;verzuimde uren worden niet uitbetaald, daarvoor...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitbetalen

betaalde uit, h. uitbetaald ([aan verschillende personen] het loon enz. betalen): de arbeiders uitbetalen.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitbetalen

(betaalde uit, heeft uitbetaald) 1. uit de kas betalen. 2. aan verscheidene personen betalingen doen. Syn. →afbetalen.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitbetalen

(betaalde uit, heeft uitbetaald), betaling doen van het genoemde aan de rechthebbende(n): een cheque uitbetalen; abs.: arbeiders uitbetalen, hun hun loon geven.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITBETALEN

UITBETALEN - (betaalde uit, heeft uitbetaald), betalingen doen aan verscheidene personen; de coupons worden uitbetaald (zijn betaalbaar gesteld) bij .. . UITBETALING, v. (-en), het uitbetalen.