Wat is de betekenis van tweeling?

...

...

1. m. (-en), twee tegelijk, uit een zelfde dracht geboren kinderen samen: dat is een tweeling. 2. (gemeensl.) ieder van twee uit een zelfde dracht geboren kinderen; — de Tweelingen, sterrenbeeld, een der tekens van de dierenriem (aangeduid door II), Gastor en Pollux.

1) (1971) (sch.) borsten. Vgl. Knabbel* en Babbel. • Haar borsten waren haar trots: machtige roomblanke tieten die Rubens koortsig naar zijn penseel zouden hebben doen grijpen, prachtige horens van overvloed, twee forse meloenen in het fruitmandje van haar beha, die er nauwelijks plaats voor bood; toen Gerard het knellend stukje textiel van a...

tweeling - Zelfstandignaamwoord 1. twee wezens die met zijn tweeën tegelijk in één buik ontwikkeld zijn ♢ Tweelingen hebben al vaak meegewerkt aan wetenschappelijk onderzoek, waarvoor zij door hun bijzondere achtergrond van grote betekenis zijn. Woordherkomst Afgeleid van twee met he...

tweeling - zelfstandig naamwoord uitspraak: twee-ling 1. twee kinderen van één vader en moeder, die enkele uren na elkaar geboren zijn ♢ in deze familie komen veel tweelingen voor Zelfstandig naamwoord: twee-ling de...

Twee kinderen die gelijktijdig door de vader bij de moeder zijn verwekt, gelijktijdig in haar baarmoeder groot zijn geworden en dus die in één bevalling ter wereld komen. Kijk ook bij bevallen, eisprong, meerling.

tweeling - Twee kinderen die tegelijkertijd zijn verwekt, in dezelfde baarmoeder zijn gedragen en gewoonlijk op dezelfde dag worden geboren. Ze kunnen eeneiig zijn, wanneer een bevrucht eitje zich splitst, of twee-eiig, wanneer twee eitjes afzonderlijk zijn bevrucht.

1. twee even oude broers of zusters. Ze kunnen eeneiig zijn en bezitten dan dezelfde erfelijke aanleg, zijn steeds van hetzelfde geslacht en lijken volkomen op elkaar in al hun lichamelijke en geestelijke eigenschappen. Tweeëiige tweelingen verschillen in erfelijk opzicht evenveel van elkaar als de andere broers en zusters; 2. met de naam Twee...