Wat is de betekenis van Tunnel?

Het begrip tunnel heeft 7 verschillende betekenissen: 1) doorgang door de grond. aangelegde gang onder de grond of onder bebouwing, bijvoorbeeld onder een weg door, onder een gebouw, onder water door of door een berg; vaak: aangelegde doorgang specifiek voor een weg of een spoorlijn. 2) overdekking voor planten. koepelvormige overdek...

rond sieraad met een opening in het midden dat een gaatje in een stuk huid, meestal de oorlel, oprekt; stretcher voor het oor met een opening in het midden De tunnels in m'n oren verberg ik altijd al door een dichte plug. http://forum.sekswoordenboek.nl/index.php?topic=104693.0,

tunnel - Zelfstandignaamwoord 1. een kunstmatige ondergrondse doorgang ♢ Verderop loopt de weg een tunnel in. Woordherkomst uit het Engels tunnel Verwante begrippen buis, gewelf

Tunnel - gedeelte van tv-tekst, dat te lang is en ingekort moet worden.

tunnel - zelfstandig naamwoord uitspraak: tun-nel 1. gang ergens doorheen of onderdoor ♢ de Coentunnel gaat onder het Noordzeekanaal door Zelfstandig naamwoord: tun-nel de tunnel de tunn...

Een tunnel is een kunstmatig aangelegde, kokervormige gang onder iets door. Een tunnel is binnen de civiele techniek een voorbeeld van een kunstwerk: Bij de BetuweRoute wordt een fly-over met overdekking (koker) ook gezien als een tunnel.

Een tunnel is een kunstwerk waar de sporen overdekt zijn over een grotere lengte dan een brug of aquaduct.

Degene die een tunnel inrijdt, schrikt ook in een droom van de duisternis (zie ‘Duisternis’) waarin hij plotseling terechtkomt - hij zal in de waaktoestand vermoedelijk een periode van zwakte beleven, die echter snel voorbij zal gaan.

in de uitdr. het einde van de tunnel is in zicht, de oplossing van een probleem is mogelijk; (in de politiek:) het gevoerde beleid begint vruchten af te werpen. Zie er is licht aan heteindevan de tunnel.