Tronk
m. (-en), 1. afgeknotte boomstam; afgeknotte boom. 2. (gew., Z.-A.) gevangenis.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (Ned.- Indië) primitieve gevangenis. Ook wel: tronkhuisje. • De gevangenen huizen in de ‘boei’, d.i. gevangenis, te Mangkasar en elders in ZW Celebes, evenals in Zuid-Afrika ‘tronk’ genoemd. (De Gids. Jaargang 39. 1875) • Tronk, (afr.), gevangenis. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, v...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc De Coster (2017)
Tronk - benaming voor een primitieve gevangenis in Ned.-Indië. Wellicht is het woord afkomstig uit Portugees tronco = boomstam, blok.
M. J. Koenen's (1937)
I. m. -en (Fr. tronc, Lat. truncus): afgeknotte boomstam; (- I = - II). II. m. -en; Z.-Afrika: gevangenis.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: