Wat is de betekenis van Trom?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

trom

(1844) (Barg.) dievenkroeg. • (Isidoor Teirlinck: Woordenboek van Bargoensch. 1886) • (J.G.M. Moormann: De geheimtalen: Bronnenboek. 1934) • (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trom

trom - Zelfstandignaamwoord 1. (muziek) doos ofwel trommel overspannen met een vel waarop men slaat om muziek te maken Synoniemen trommel

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

trom

trom - zelfstandig naamwoord 1. slaginstrument dat met vel is bespannen ♢ oom Edward speelde op de trom 1. op de grote trom slaan [een grote mond opzetten] 2. met de stille trom...

2024-04-28
XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Trom

Een trom is een slaginstrument uit alle tijden en alle landen, behorend tot de membranofonen, aangezien ze bestaan uit een cilindervormig klanklichaam en een daarover gespannen vel (membraan). De trom bestaat in onnoemelijk veel vormen en variaties, waarvan in de klassieke muziek de grote en de kleine trom het meest gangbaar zijn.

2024-04-28
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

trom

slaginstrument dat aan boven- en onderzijde met een vel is bespannen. Ze komt voor als kleine trom, als hoge roertrom en als grote trom; deze laatste meestal op één voetstuk met bekkens.

2024-04-28
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

trom

(de, -s/-men), i.h.a. trom, trommel, i.h.b. kleine trom, snaartrommel. De dienst in de kerk: een zwarte voorzanger in een lelijk wit pak... de vernegerde ( ) liederen en het profane feest daarna met rijdansen, troms en het offermaal voor de kabra( ) (Roemer 1982: 195). Samenst.: tromslager (Cirino 40), tromstok, tromvel. Zie ook: tomtom( ).

2024-04-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

trom

silindervormige slaginstrument met vel styf oorspan.

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Trom

s., tromme; op deslaan, tromje, tromslaen.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)