Wat is de betekenis van Trip?

2024-04-27
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

trip

(zelfstandig naamwoord) [alg.] tocht, reisje, uitstapje - Lange reizen maken we niet meer, maar een uitstapje naar een mooie, oude stad staat geregeld op ons programma. [alg.] roesreis, kneiterreis - Een slechte roesreis voelt alsof je in de hel bent beland.

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

trip

1) (1960+) (Eng.) psychische ervaringen opgedaan bij gebruik van drugs. Een trip maken: zo'n ervaring ondergaan. Een slechte trip of een bad* trip noemt men in het Amerikaanse drugslang een bummer of een bumtrip. San Francisco wordt vaak schertsend Tripsville genoemd. • Als er een middel wordt ontdekt dat me blijvend omhoog brengt wil ik dat w...

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trip

trip - Zelfstandignaamwoord 1. (f)/(m) (kleding), (middeleeuwen) een vorm van middeleeuws schoeisel bijv. tripklomp 2. (f)/(m) (paardrijden) houten plankje voor onder de hoef van een paard 3. (m) een korte reis, uitstapje, reisje, excursie, tochtje, toer 4. (m) een ervaring geïnduceerd door ha...

2024-04-27
Jargon & Slang van Junkies en dealers

Marc De Coster (2017)

Trip

Trip - (Eng.) psychische ervaringen opgedaan bij het gebruik van drugs. Een trip maken: zon ervaring ondergaan. Een slechte trip (bad trip) noemt men in het Amerikaanse drugslang een hummer of een bumtrip.

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

trip

trip - zelfstandig naamwoord 1. tocht van de ene plaats naar de andere ♢ ze maken een trip door Rusland 2. ervaring in je geest, bij gebruik van drugs ♢ die trip was een plezierige ervaring Zelfsta...

2024-04-27
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

trip

(zn) kwezel TM.

2024-04-27
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Trip

Wijdvertakte familie, oorspronkelijk uit Zaltbommel (16e eeuw). De 17de-eeuwse Trippen waren meerdere malen door huwelijk verwant met de familie De Geer en ten dele in dezelfde branche (ijzer, koper en geschut) werkzaam. Elias Trip (1569-1636) is stamvader van de Amsterdamse (uitgestorven 1828) en Groninger tak. Zijn zoon Jan Adriaan Trip (1621-168...

2024-04-27
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Trip

1. da’s mijn - niet, dat is helemaal niets voor mij; dat interesseert me geen bal. Jeugduitdr. jaren zestig. Wellicht onder invloed van het Am.-Engelse hippie-slang. Eerst via Gerard Reve. We zijn een tijdje goed bevriend geweest. Ik wist in die tijd niet wat homoseksualiteit was. Ik vond het niet erg, maar ik had er geen zin in. Het was niet mijn...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Trip

[Eng., van to trip = trippelen (met kleine passen lopen)] 1 uitstapje, plezierreisje; 2 het totaal van psychische (meestal aangename) ondervindingen na het gebruik van een hallucinogeen (z.a.) middel; hoeveelheid van een drug die nodig is om de hierboven genoemde ervaringen te ondergaan.