Wijdvertakte familie, oorspronkelijk uit Zaltbommel (16e eeuw). De 17de-eeuwse Trippen waren meerdere malen door huwelijk verwant met de familie De Geer en ten dele in dezelfde branche (ijzer, koper en geschut) werkzaam.
Elias Trip (1569-1636) is stamvader van de Amsterdamse (uitgestorven 1828) en Groninger tak. Zijn zoon Jan Adriaan Trip (1621-1684), koopman in Norrköping (Zweden), was veenbezitter en als zodanig stichter van Tripscompagnie (1648). Van hem stammen twee Groninger hoofdtakken af.De eerste begint met Louis Trip (1654-1698), geboren in Norrköping, overleden in Warffum, waar hij de borg kocht (1683). Hij stichtte geen Ommelander familietak; zijn weduwe en nicht Christina Trip (1659-1716) verkocht Warffumborg weer. De nazaten van hun zoon Adriaan Joseph Trip (1686-1748), heer van Vredenburg (Hoogezand), maakten geen deel uit van het eigenlijke regeringscircuit van Stad en Lande. Zijn kleinzoon Adriaan Joseph II Trip (1755-1833) werd geadeld (1818); hij was lid van Provinciale Staten van Groningen en later van die van Drenthe. Hij woonde toen op Noordwijk onder Paterswolde. De broer van Adriaan Joseph, Jacob Elias Trip (1688-1719), onderkoopman te Soeratte (India), was de vader van de dichter-regent Lucas Trip (1713-1783).
De carrière van deze gepromoveerde jurist verliep niet rimpelloos. Met een stekelig karakter en een scherpe pen uitgerust zette hij het Groninger establishment op satirische wijze te kijk, wat hem in regeringskringen niet veel vrienden bezorgde. Hij werd niettemin raadsheer (1751), later burgemeester (1779). Hij genoot vooral bekendheid als dichter en was het middelpunt van de Groninger dichterkring (zie ook Van Sytzama). Door tijdgenoten algemeen geprezen; het oordeel van latere critici is minder positief. Trip kon zich als dichter niet geheel losmaken van het rechtzinnig gereformeerde Groninger milieu.
Werken: Lierzang aan Nederland (1747), een anti-Frans geschrift; Tijdwinst in ledige uren of proeven van stichtelijken aandacht (1764); Eeuwzangop het verlaten beleg van Groningen (1772), gedicht ter gelegenheid van het 100-jarig Gronings ontzet. Lucas’ kinderen hoorden niet meer tot het stedelijke regeringscircuit. Hun nageslacht bestaat uit juristen. Achterkleinzoon Jacob Lucas Trip (1806-1879) was behalve advocaat ook rentmeester der stadsvenen.
De tweede Groninger hoofdtak begint bij Louis’ broer Joseph Trip (1656-1716). Deze was eerst secretaris van de hoofdmannenkamer. Getrouwd met een Gockinga werd hij raadsheer, evenals zijn zoon Scato Trip (16861721). Diens zoon Hindrik Jan Trip (1715-1780), een militair, werd Gouverneur van Coevorden. Zijn vrouw was een zuster van Wiardus Siccama en we zien hun zoon Scato II Trip (1742-1822) dan ook als actief patriot optreden in de jaren ’80 (bestuurslid van het exercitiegenootschap Voor Onze Duurste Panden). Hij was jurist, ontvanger der turfaccijnzen in Groningen, lid van de provisionele municipaliteit, de Nationale Vergadering (1796) en de bestuursraad van het Departement van de Eems (1799). Later nog voorzitter van de Raad van Financiën en lid van het bestuur van het departement Groningen, van het Groninger stadsbestuur onder Lodewijk Napoleon en lid van Provinciale Staten (1814).
Scato’s zoon Herman Trip (1776-1846) was jurist, fiscaal van het Gorecht, procureur en notaris, raadsheer in het Gerechtshof, wethouder van Groningen en lid van Provinciale Staten. In 1817 werd hij in de adelstand verheven. Onder zijn afstammelingen zijn vooral juristen (families Laman Trip en Van Vierssen Trip). De broer van generaal Hindrik Jan, Hindrik Rudolph Trip (1719-1762), was griffier van Stad en Lande van Breda, zijn zoon Scato Hindrik Burs Trip (1749-1800) ontvanger van Hoogezand. Diens nageslacht woonde in Duitsland. Scato Hindriks kleinzoon Christiaan Johan Trip (1808-1883) was in Oost-Friesland een bekende figuur.
Hij was hervormd predikant en superintendant te Leer. Hoewel in Nederland geboren en cultureel gevormd, behoorde Trip tot degenen die de afschaffing van het Nederlands als kerktaal in Oost-Friesland juist bepleitten.
[Feenstra]
Lit.: ‘Lucas Trip', GVA 1846, 201-218; 1850, 129-142; Hempenius-Van Dijk, Weeskamer, Van der Meer, Patriotten; P.J. van Winter, De lijsten der hoogstaangeslagenen in het departement van de Westereems II ('s-Gravenhage 1955).