travel
(zelfstandig naamwoord) [alg.] (-)reizen - Nu ik de hele wereld heb gezien denk ik aan ruimtereizen.
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
(zelfstandig naamwoord) [alg.] (-)reizen - Nu ik de hele wereld heb gezien denk ik aan ruimtereizen.
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. 1. reizen; 2. op en neer, heen en weer gaan; zich verplaatsen, zich bewegen, gaan, lopen, rijden; zich voortplanten [licht, geluid]; II. afreizen, doortrekken, bereizen; afleggen [afstand]; laten trekken; III. 1. het reizen; reis; 2. reisbeschrijving; 3. slag [v. zuiger]; on his travels, ook: op reis.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: