Wat is de betekenis van trappelen?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trappelen

trappelen - Werkwoord 1. enige tijd beide voeten om de beurt een stampende beweging laten maken Rogge kneden was lastig en hij trappelde in de trog die op de grond stond totdat de deeg aaneenhing. Woordherkomst van het Middelnederlandse woord trappelen; kan worden opgevat als (freq...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

trappelen

trappelen - regelmatig werkwoord uitspraak: trap-pe-len 1. snelle beweging waarbij de voeten om de beurt worden opgetild en weer neergezet ♢ we stonden bij de bushalte te trappelen van de kou 1. ik sta niet te trappelen om ........

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

trappelen

- ter plaatse trappelen, niet opschieten, pas op de plaats maken.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Trappelen

v., trantelje, trantsje, trip(pel)je, tripkje; (van paarden), triptraepje, trippeltrappelje.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trappelen

(trappelde, heeft getrappeld), 1. in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (soms met enige kracht), in ’t bijz. om uiting te geven aan een aandoening: hij stond te trappelen van ongeduld; trappelen van koude; trappelende paarden; 2. in liggende houding de benen beurtelings optrekken en weer uitstr...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

trappelen

trappelde, heeft getrappeld; herhaald trappen: de paarden briesen en trappelen van ongeduld; de reiziger stond te trappelen van koude.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

trappelen

(trappelde, heeft getrappeld) [Iter. trappen] herhaaldelijk met de voeten op de grond trappen, stampen : hij stond te van ongeduld.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Trappelen

(trappelde, heeft getrappeld), 1. in vlug tempo stampvoeten, m.n. om uiting te geven aan een gemoedstoestand; van dieren: trappelende paarden; 2. in liggende houding de benen buigen en strekken: Tjarko lag te kraaien en te trappelen van plezier.