Wat is de betekenis van tooi?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

tooi

Het begrip tooi heeft 2 verschillende betekenissen: 1) voorwerp waarmee iemand zich tooit. Vaak in toepassing op iets dat het hoofd tooit, bv. een kroon of een lauwerkrans. 2) bloesempracht. bloesempracht, bloeipracht of kleurenpracht van bomen.

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tooi

tooi - Zelfstandignaamwoord 1. (kleding) versiersel dat dient om te tooien tooi - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tooien ♢ Ik tooi 2. gebiedende wijs van tooien tooi! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenw...

2024-04-29
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Tooi

Het zelfstandige naamwoord tooi is de stam van het werkwoord tooien. Eigenlijk is tooien: gereedmaken, vervaardigen, een betekenis die men nog terugvindt in de samenstelling voltooien. Tooi werd vroeger gebruikt in de zin van: manier om zich te kleden, dracht, mode. In de zestiende eeuw bestond de zegswijze: naarde tooi staan voor: belust zijn op m...

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

tooi

versiering; opsmuk; ghoen; getooi, opsier, verfraai.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tooi

s., toai, sier, pronk; (van kleding), plún.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tooi

m., wat dient om te tooien, opschik, sieraad, versiering; — (oneig.) de tooi der velden, de bloemen en kruiden.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tooi

m.; opsiersel, opschik; de bruidstooi.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tooi

(to:i) m. middel om te tooien. Syn. → opschik.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tooi

m., versiering, opschik, soms: kleding, dracht.