toert
toert - Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toeren ♢ Jij toert 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toeren ♢ Hij toert 3. verouderde gebiedende wijs meervoud van toeren ♢ toert!
Wiktionary (2019)
toert - Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toeren ♢ Jij toert 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toeren ♢ Hij toert 3. verouderde gebiedende wijs meervoud van toeren ♢ toert!
Walter De Clerck (1981)
Taart, soms bep.: vruchtentaart; in de verkl. veelal: gebakje. De toerten waren welgelukt en schoon en geurig om een Sint Antonius te verleiden. En de zon die door het venster plonsde blonk schitterend in de rode en gele confituren, TIMMERMANS 1966, 46.
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Er.), (gew. in Z.-Ned.) in een pan of schotel gebakken koek gevuld met vruchten: de toerten waren welgelukt, en de zon blonk schitterend in de rode en gele confituren.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: